Om de koop, verkoop of wederverkoop van cannabis(producten) te bewerkstelligen, is samenwerken met handelspartners onvermijdelijk. De afspraken over de samenwerking worden veelal in een schriftelijke overeenkomst uiteengezet. Maar als een overeenkomst strekkende tot het verhandelen van cannabis(producten) wordt gesloten, is zo een overeenkomst dan wel afdwingbaar? Deze vraag is op 5 januari 2022 voorgelegd aan de Rechtbank Noord-Nederland. Het antwoord, en de gevolgen daarvan voor de cannabisindustrie, worden hieronder uiteengezet.
De feiten
Gedaagde is een coffeeshophouder in Nederland. De verkoop van cannabisproducten wordt vooralsnog (dat wil zeggen: totdat het experiment gesloten coffeeshopketen waar gedaagde aan deelneemt van start gaat) door de gemeente gedoogd volgens het geldende gedoogbeleid. Dit betekent dat gedaagde een handelsvoorraad van 500 gram in zijn coffeeshop mag hebben. Deze handelsvoorraad wordt meerdere keren per dag via de spreekwoordelijke achterdeur van de coffeeshop aangevuld.
Gedaagde maakt voor het aanvullen van zijn handelsvoorraad gebruik van eiser 1 en 2. Tijdens een gesprek tussen gedaagde en eiser 1, welk gesprek door laatstgenoemde is opgenomen, worden afspraken gemaakt over de levering door laatstgenoemde van verschillende joints en spacecakes. Eiser 1 ontvangt in ruil voor de levering een vergoeding van tenminste € 3.700,- per maand totdat het experiment gesloten coffeeshopketen van start gaat. Bovendien ontvangt eiser 1 een bonus bij de start van het experiment. Gedaagde zou vergelijkbare afspraken hebben gemaakt met eiser 2.
Vrijwel meteen nadat de afspraken gemaakt zijn komt gedaagde zijn afspraken (onder andere de betaling van het bedrag van € 3.700,-) niet na. Eiser 1 en eiser 2 vordert nakoming van de overeenkomst die tot stand zou zijn gekomen. Gedaagde betwist de totstandkoming van de overeenkomsten. Voor zover zou worden aangenomen dat de twee overeenkomsten wél zijn gesloten, zouden deze niet afdwingbaar zijn vanwege strijd met de openbare orde en de goede zeden.
De totstandkoming
Naar Nederlands recht komt een overeenkomst tot stand door aanbod en aanvaarding. Of er een aanbod is gedaan dat is geaccepteerd, hangt af van wat partijen over en weer hebben verklaard en hebben afgeleid uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen.
Naar het oordeel van de Rechtbank Noord-Nederland blijkt uit de overgelegde transcripties van het opgenomen gesprek tussen gedaagde en eiser 1 dat gedaagde een aanbod heeft gedaan, welk aanbod eiser 1 heeft aanvaard. Kortom: er is een overeenkomst tot stand gekomen tussen gedaagde en eiser 1.
Tussen gedaagde en eiser 2 zou geen overeenkomst tot stand zijn gekomen. De totstandkoming is naar het oordeel van de Rechtbank Noord-Nederland onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank maakt een kleine kanttekening ten aanzien van de gemaakte afspraken: niet alle genoemde afspraken zijn voldoende bepaalbaar. Gedaagde heeft nooit een concreet bedrag aan de verschuldigde bonus verbonden. De betaling van de bonus kan daarom niet worden afgedwongen.
De afdwingbaarheid
De vraag die overblijft is of eiser 1 nakoming van de overeenkomst kan afdwingen of dat de overeenkomst nietig is. Daarvoor moet worden onderzocht of de overeenkomst naar inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of openbare orde.
Vaststaat dat het handelen van partijen in strijd is met de Opiumwet. Dit maakt de overeenkomst alleen niet zonder meer nietig. Dat hangt af van: 1) de belangen die door de geschonden regel worden beschermd, 2) of door de inbreuk fundamentele beginselen worden geschonden, 3) of partijen zich van de inbreuk op de regel bewust waren en 4) of de regel in een sanctie voorziet.
De Rechtbank Noord-Nederland is van oordeel dat de overeenkomst tussen gedaagde en eiser 1 nietig is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat: 1) de Opiumwet strekt tot bescherming van de volksgezondheid en de maatschappelijke veiligheid, 2) door de inbreuk fundamentele beginselen (de volksgezondheid en de maatschappelijke veiligheid) worden geschonden, 3) partijen zich, zo blijkt uit de transcriptie, bewust waren van de inbreuk en 4) overtreding van dit specifieke artikel van Opiumwet wordt bestraft met een gevangenisstraf of een geldboete.
Meer weten?
In de aangehaalde uitspraak is de overeenkomst tussen partijen over de levering van joints en spacecakes nietig verklaard, met alle gevolgen van dien. Maar wat betekent deze uitspraak voor de handelaren in andere cannabisproducten? Is de aangehaalde uitspraak reden voor paniek? Neem voor informatie contact op met één van onze advocaten.
Comments