top of page

De tenuitvoerlegging van internationale vonnissen (II)

Bijgewerkt op: 9 aug 2023

Buitenlands arbitraal vonnis Een arbitraal vonnis is pas uitvoerbaar als de rechter verlof tot tenuitvoerlegging verleent, een zogenaamd exequatur. Voor tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis in Nederland is altijd een exequatur nodig. Het belangrijkste verdrag in dit kader is het Verdrag van New York (Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken). Zowel Nederland als de Verenigde staten zijn partij in dit verdrag. Exequaturprocedure Een exequatur voor tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis uit een land dat niet is aangesloten bij het Verdrag van New York, kan uitsluitend worden verkregen op grond van artikel 1076 Rv. De meeste landen zijn echter wél aangesloten bij het Verdrag van New York. Hoewel artikel 1075 Rv voor die situatie geschreven is, kan een exequaturverzoek ook worden gebaseerd op artikel 1076 Rv. Hier geldt namelijk niet dat artikel 1075 Rv als lex specialis voorgaat, maar geldt het ‘meestbegunstigingsbeginsel’ van artikel VII Verdrag van New York, dat bepaalt dat het verdrag er niet aan in de weg staat dat een partij zich voor de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis beroept op een nationale regeling die gunstiger is dan die van het Verdrag. Het staat de verzoeker vrij om een exequaturverzoek betreffende een arbitraal vonnis uit een land dat is aangesloten bij het Verdrag van New York (primair of subsidiair) te baseren op artikel 1075 Rv of op artikel 1076 Rv. Het voordeel van artikel 1075 Rv is dat tegen de verlening van verlof geen cassatie mogelijk is. Dit kan voor de verzoeker prettig zijn. Het voordeel van artikel 1076 Rv is dat geen uitvoerbaarheid in het land van herkomst vereist is als een executoriale titel in het land van herkomst niet meer uitvoerbaar is, omdat het is verjaard bijvoorbeeld. Dan kan door de Nederlandse rechter alsnog een exequatur worden afgegeven. Het hof verleent het exequatur, tenzij zich één van de weigeringsgronden voordoet die zijn genoemd in artikel V lid 1 Verdrag van New York of als de zaak niet vatbaar is voor arbitrage of het arbitraal vonnis in strijd is met de openbare orde. Het hof onderwerpt de zaak niet aan een nieuw onderzoek. In de praktijk Wanneer partijen kiezen een geschil aan arbitrage te onderwerpen, dan doen ze daarmee in principe afstand van hun recht dat geschil aan de overheidsrechter voor te leggen. Dit recht op toegang tot de overheidsrechter wordt beschermd door artikel 6 EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Men en Fundamentele vrijheden). Het is vaste rechtspraak van het EHRM dat het hier niet om een absoluut recht gaat, en dat van dat recht afstand kan worden gedaan door te kiezen voor arbitrage. Die keuze voor arbitrage moet dan wel vrij, wettig en ondubbelzinnig zijn gedaan. Of ondubbelzinnig afstand is gedaan van de gang naar de overheidsrechter moet bekeken worden in het licht van het nationale recht waar het arbitragebeding is afgesproken. Zo oordeelde de rechter dat het feit dat de lat in Nederland hoger ligt met betrekking tot een arbitragebeding, niet met zich brengt dat de Nederlandse rechter dit ook zo zal beoordelen met betrekking tot buitenlandse arbitragebedingen. Een treffend voorbeeld is in dit verband de zaak bij het Hof Amsterdam van 10 november 2020. Eén van de partijen had in zijn algemene voorwaarden opgenomen dat ieder geschil aangaande de overeenkomst middels arbitrage beslecht moest worden. Aangezien de klager in deze zaak al meerdere keren met de partij die zich op deze algemene voorwaarden beriep zaken had gedaan, en zelfs eerder middels arbitrage zaken beslecht had, kon ze zich er ook niet op beroepen dat ze niet wist van het arbitragebeding. Het recht op toegang tot de overheidsrechter is daarnaast een recht van openbare orde, zodat de rechter ook op grond van artikel 1076 Rv ambtshalve gehouden is te beoordelen of de keuze voor arbitrage de toets van artikel 6 EVRM kan doorstaan. Naast artikel 6 EVRM zijn ook artikel 5 en artikel 8 EVRM bepalingen van openbare orde. Het EVRM is een Europees mensenrechtenverdrag dat prevaleert boven het Nederlandse recht en neemt dus een bijzondere positie in binnen de Nederlandse rechtsorde. Zo ook artikel 5, 6 en 8 EVRM. Deze regelen het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op een eerlijk proces en het recht op privacy. De Nederlandse rechter moet in het onderzoek of het scheidsgerecht de procedure regels heeft gevolgd terughoudend toetsen. Het is namelijk niet de bedoeling dat de mogelijkheid tot het vernietigen van een arbitraal vonnis op grond van de openbare orde gebruikt wordt als een verkapt hoger beroep. Ook is het zo dat het een kwestie is van algemeen belang dat arbitrale bedingen effectief kunnen blijven functioneren. De burgerlijke rechter dient daarmee slechts in sprekende gevallen in te grijpen. Bij de toets of sprake is van strijd met de openbare orde zijn een aantal punten van belang. Voorop staat dat van strijd met de openbare orde slechts sprake is indien de inhoud of uitvoering van het arbitrale vonnis in strijd is met dwingend recht van zo een fundamenteel karakter dat de naleving ervan niet door beperkingen van procesrechtelijke aard mag worden verhinderd. Een voorbeeld van een recht van zo een fundamenteel karakter is het recht op hoor en wederhoor. Dit recht hoeft niet met terughoudendheid te worden getoetst. Een treffend voorbeeld is in dit verband de zaak van het Hof Amsterdam van 29 januari 2019. Op grond van de algemene voorwaarden die van toepassing waren, mocht het bedrijf van wie deze algemene voorwaarden afkomstig zijn, een arbitrageprocedure starten zodra de betalingstermijn voor de schuldenaar was verstreken. De procedure kon worden gestart zonder de wederpartij daarvan op de hoogte te stellen. Naar het oordeel van het Hof Amsterdam zijn deze algemene voorwaarden onredelijk bezwarend en in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap heeft geoordeeld dat artikel 81 EG verdrag ook een fundamentele bepaling (en daarmee een bepaling van openbare orde) is. In artikel 81 EG wordt kartelvorming verboden. De Nederlandse rechter is van oordeel dat kartelvorming in strijd is met de openbare orde. Ook het consumentenrecht inzake oneerlijke bedingen is een zaak van openbare orde. De rechter moet dan ambtshalve nagaan of sprake is van een schending van het recht van openbare orde. Meer weten? Neem bij vragen over de tenuitvoerlegging van internationale vonnissen gerust contact op met één van onze advocaten.


Comments


bottom of page