top of page

Indeling niet-gemonteerde goederen (uitlegging indelingsregel 2a)

Bijgewerkt op: 9 aug 2023

Het (bewust) aanbieden van goederen in niet-gemonteerde staat levert in bepaalde gevallen geen tariefvoordeel meer op. Het Europese Hof van Justitie heeft namelijk geoordeeld dat verschillende onderdelen van een satellietontvangtoestel (0%), als twee aparte zendingen ingevoerd door verschillende rechtspersonen binnen één concern, als ‘tegelijkertijd aangeboden’ moesten worden beschouwd. Zodoende vallen de goederen onder één en dezelfde tariefpost, namelijk als satellietontvangtoestel in gemonteerde staat tegen een invoerrecht van 14%.

Het arrest biedt zeer relevante aanwijzingen voor de uitlegging van indelingsregel 2a en kan veel impact hebben op de indeling van niet-gemonteerde goederen in de toekomst. In dit blog wordt de inhoud van het arrest daarom besproken.


Feiten en omstandigheden

Een BV voerde tussen 2006 en 2007 verschillende onderdelen van satellietontvangtoestellen in. Dit deed de belastingplichtige telkens door twee aparte aangiften in te dienen op één dag: één aangifte voor de aankopen van onderdeel A van een Duits concern en één aangifte voor de aankopen van onderdeel B van hetzelfde Duitse concern. Daarbij is relevant dat de twee aangiften telkens in overeenstemmende hoeveelheden alle onderdelen van dezelfde modellen bevatten, dat alle goederen afkomstig zijn van dezelfde leverancier uit China én dat alle goederen telkens met hetzelfde schip en in dezelfde container werden vervoerd. Nadat de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht worden ze door het Duitse concern in Duitsland geassembleerd tot satellietontvangtoestellen.

In 2009 voerde de inspecteur – na een boekenonderzoek – aan dat de belanghebbende geen onderdelen voor satellietontvangtoestellen in het vrije verkeer heeft gebracht tegen een invoerrecht van 0%, maar – op basis van indelingsregel 2a – satellietontvangtoestellen in niet-gemonteerde staat tegen een invoerrecht van 14%.


De douanekamer van het Hof Amsterdam twijfelde over de uitlegging van algemene indelingsregel 2a. Meer in het bijzonder over het antwoord op de vraag of de in twee afzonderlijke aangiften voor het in het vrije verkeer aangegeven onderdelen van satellietontvangtoestellen moeten worden ingedeeld als satellietontvangtoestel in niet-gemonteerde staat. De twijfel van het Hof betrof met name het antwoord op de vraag hoe het door het Hof van Justitie geformuleerde criterium ‘’tegelijkertijd ter inklaring aangeboden’’ moet worden uitgelegd. De tekst van algemene indelingsregel 2a geeft namelijk geen uitsluitsel over de wijze van aanbieden van een goed in niet-gemonteerde staat. Het is volgens het Amsterdamse Hof de vraag of het voor de kwalificatie van ‘’tegelijkertijd aanbieden’’ voldoende is dat (1) de goederen toebehoren aan verschillende rechtspersonen binnen één concern, (2) bestemd zijn om – eenmaal in het vrije verkeer, tot één eindproduct te worden geassembleerd, (3) in één container worden vervoerd en (4) door dezelfde aangever op eigen naam en voor eigen rekening op dezelfde dag bij dezelfde douanepost in twee afzonderlijke aangiften voor het vrije verkeer worden aangegeven, of dat van ‘’tegelijkertijd aanbieden’’ pas sprake is indien de goederen met één aangifte voor het vrije verkeer worden aangegeven.


Het oordeel van het Hof van Justitie EU

Het Hof van Justitie EU (hierna: HvJ) betoogt dat de bestanddelen van het betrokken goed tegelijkertijd ter inklaring zijn aangeboden. Om deze onderdelen te kunnen beschouwen als een goed dat in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat wordt aangeboden in de zin van indelingsregel 2a is volgens het HvJ niet noodzakelijk dat zij bij het aanbrengen bij de douane zijn opgenomen in één aangifte.


Daarnaast zou iedere andere uitlegging van het begrip in de praktijk invoerders de mogelijkheid bieden om door middel van een relatief eenvoudige ingreep – zoals het aangeven van goederen in afzonderlijke aangiften – ervoor te zorgen dat de betrokken goederen als één geheel of juist afzonderlijk worden ingedeeld, afhankelijk van wat voor hen het gunstigst is.

Dientengevolge moet volgens het HvJ algemene indelingsregel 2a aldus worden uitgelegd dat onderdelen van een satellietontvangtoestel die bestemd zijn om, na in het vrije verkeer te zijn gebracht, tot een compleet toestel te worden geassembleerd, die in één container worden vervoerd en door dezelfde aangever, op eigen naam en voor eigen rekening, op dezelfde dag bij hetzelfde douanekantoor voor het vrije verkeer worden aangegeven door middel van twee afzonderlijke aangiften voor het vrije verkeer, en die bij het in het vrije verkeer brengen eigendom zijn van twee verbonden ondernemingen, moeten worden aangemerkt als een satellietontvangtoestel dat wordt aangeboden in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat in de zin van voornoemde regel, en dus vallen onder een en dezelfde tariefpost, voor zover uit objectieve factoren blijkt dat deze onderdelen een geheel vormen en alle bestanddelen van dat toestel omvatten.


Conclusie

Wanneer een goed wordt aangeboden in niet-gemonteerde staat, is sprake van ‘’tegelijkertijd aanbieden’’ in de zin van indelingsregel 2a, wanneer:

· de goederen toebehoren aan verschillende rechtspersonen binnen één concern;

· bestemd zijn om, eenmaal in het vrije verkeer, tot één eindproduct te worden geassembleerd;

· in één container worden vervoerd, en;

· door dezelfde aangever op eigen naam en voor eigen rekening op dezelfde dag bij dezelfde douanepost in twee afzonderlijke aangiften voor het vrije verkeer worden aangegeven.


In het geval van de satellietontvangers is dus voor alle goederen het invoerrecht van 14% van toepassing.


Het arrest biedt belangrijke aanwijzingen voor de uitlegging van indelingsregel 2a in soortgelijke gevallen en zal waarschijnlijk grote gevolgen hebben voor de indeling van niet-gemonteerde goederen in de toekomst.


Heeft u vragen over het douanerecht? Neem gerust contact op met één van onze advocaten.

Comentários


bottom of page