De belasting over de toegevoegde waarde (btw) wordt gekenmerkt door, enerzijds het feit dat het gaat om een verbruiksbelasting die in het algemeen wordt geheven ter zake van alle door de belastingplichtigen in het kader van hun economische activiteiten verrichte handelingen, met als enkel doel het belasten van de eindverbruiker. Anderzijds door het neutraliteitsbeginsel waaruit voortvloeit dat er ook een recht op aftrek van voorbelasting dient te bestaan.
In beginsel lijkt het recht op aftrek altijd te kunnen worden toegepast om teneinde de neutrale heffing van btw te kunnen garanderen. Er bestaan echter toch grenzen aan dit recht. Zo heeft het Europese Hof van Justitie bepaald dat in geval van fraude of misbruik van recht, geen recht op aftrek, vrijstelling of teruggaaf van btw bestaat. Dit is slechts dan anders indien de belastingplichtige niet wist of niet had moeten weten dat sprake was van fraude of misbruik. Het is daarom van groot belang om te weten wanneer sprake is van misbruik van recht, althans in die zin dat een het recht op aftrek, vrijstelling of teruggaaf van btw kan worden geweigerd. In deze blog wordt daarom de relevante jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie beknopt uiteen gezet.
Halifax
Er bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting bij misbruik van recht. Of sprake is van misbruik wordt ten eerste bepaald aan de hand van de vraag of de transacties ertoe leiden dat – in strijd met het doel van de nationale en Europese bepalingen – een belastingvoordeel wordt toegekend. Daarnaast dient sprake te zijn van een geheel van objectieve factoren waaruit blijkt dat het wezenlijke doel van de betrokken transacties erin bestaat een belastingvoordeel te verkrijgen¹.
Kittel
Het recht op aftrek van voorbelasting kan worden geweigerd als aan de hand van objectieve elementen wordt vastgesteld dat de belastingplichtige wist of had moeten weten dat hij door zijn aankoop deelnam aan een transactie die onderdeel is van Btw-fraude².
Teleos
De belastingdienst van de lidstaat van levering mag een leverancier die te goeder trouw heeft gehandeld en bewijzen heeft aangeboden waardoor zijn recht op het nultarief voor een intracommunautaire levering van goederen op het eerste gezicht wordt gestaafd, niet verplichten tot nabetaling van de over deze goederen verschuldigde btw, wanneer die bewijzen vals blijken, zonder dat evenwel is aangetoond dat deze leverancier bij de belastingfraude is betrokken, voor zover hij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs binnen zijn mogelijkheden ligt om te zorgen dat hij door de intracommunautaire levering die hij verricht niet bij dergelijke fraude betrokken geraakt³.
R
Als een intracommunautaire goederenlevering weliswaar heeft plaatsgevonden, maar de leverancier bij de levering de identiteit van de echte verkrijger heeft verboden om deze in de gelegenheid te stellen de btw te ontduiken, kan de lidstaat van vertrek van de ICL weigeren het nultarief te verlenen
Mecsek-Gabona
Toepassing van het nultarief mag worden geweigerd, mits aan de hand van objectieve elementen vaststaat dat de verkoper de op hem rustende bewijsplicht niet is nagekomen of dat hij wist of had moeten weten dat de door hem verrichte handeling deel uitmaakte van fraude door de afnemer en hij niet alle hem ter beschikking staande redelijke maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat hij zelf bij deze fraude betrokken raakte. Toepassing van het nultarief kan niet worden geweigerd op de enkele grond dat de belastingdienst van een andere lidstaat na de levering van het goede het btw-identificatienummer van de afnemer met terugwerkende kracht – tot vóór de levering – heeft geschrapt.5
Italmoda
Het staat aan de nationale autoriteiten en rechtelijke instanties een belastingplichtige in het kader van een intracommunautaire levering de toepassing te weigeren van het recht op aftrek, vrijstelling of teruggaaf van de btw, ook als de nationale wet niet voorziet in bepalingen van die strekking, indien aan de hand van objectieve gegevens vast komt te staan dat deze belastingplichtige wist of had moeten weten dat hij met de handeling waarvoor aanspraak op het betrokken recht wordt gemaakt, deelnam aan fraude ter zake van de BTW in het kader van een keten van leveringen.
Een belastingplichtige die wist of had moeten weten dat hij met de handeling waarvoor hij aanspraak maakt op het recht van aftrek, vrijstelling of teruggaaf van de BTW wordt gemaakt, deelnam aan Btw-fraude in het kader van een keten van leveringen, kunnen deze rechten worden geweigerd, ondanks dat fraude is gepleegd in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin aanspraak op deze rechten wordt gemaakt en de belastingplichtige in deze laatste lidstaat heeft voldaan aan de formele voorwaarden die de nationale wet aan deze rechten verbindt.6
Heeft u vragen over misbruik van recht of andere vragen met betrekking tot het recht op aftrek van voorbelasting, vrijstellingen of teruggaaf van btw? Neem gerust contact op met één van onze advocaten.
1 HvJ 21 februari 2006, nr. C-255/02 (Halifax).
2 HvJ 6 juli 2006, nr. C-439/04 (Kittel).
3 HvJ 27 september 2007, nr. C-409/04 (Teleos).
4 HvJ 7 december 2010, nr. C-285/09 (R).
5 HvJ 6 september 2012, nr. C-279/11 (Mecsek-Gabona).
6 HvJ 18 december 2014, nr. C-131/13 (Italmoda).
Comentarios