In een eerdere blogpost ben ik ingegaan op het verschil tussen de begrippen 'vervoerder', 'papieren vervoerder' en 'expediteur', en waarom dit van belang is in het kader van de aansprakelijkheid van deze partijen voor onder meer ladingschade. Ook heb ik in deze vorige blogpost stilgestaan bij het belang van het verschil tussen deze termen voor de af te sluiten verzekering en de dekking onder die verzekering. In deze blog ga ik nader in op het begrip ladingschade, de rol van de vervoerder en de bewijskracht van de (CMR-)vrachtbrief in het (internationale) vervoer.
Uitgangspunt: vervoerder aansprakelijk voor ladingschade
Het basisbeginsel van het vervoerrecht is dat wanneer tijdens het vervoer schade aan de lading ontstaat, de vervoerder daarvoor aansprakelijk is. Een veelgebruikt adagium met betrekking tot de rol van de vervoerder in dit verband is: "goed erin, goed eruit". Met andere woorden, de vervoerder is verplicht de goederen die hij ten vervoer heeft ontvangen op de plaats van bestemming af te leveren in de staat waarin hij ze heeft ontvangen.
Stel dat een Nederlandse vervoerder een lading televisies in goede staat heeft ontvangen, maar bij aankomst in het magazijn in Duitsland blijkt dat bijna alle televisies grote krassen hebben (opgelopen tijdens het internationale vervoer). De afzender van de goederen moet dan bewijzen dat er sprake is van ladingschade. De afzender hoeft echter niet de precieze oorzaak van de ladingschade te bewijzen.
In beginsel kan de afzender in dit geval dus volstaan met (i) het bewijs dat de vervoerder de televisies in goede staat heeft ontvangen en (ii) het bewijs dat de vervoerder de televisies vervolgens beschadigd op de plaats van bestemming heeft afgeleverd, de televisies slechts gedeeltelijk op de plaats van bestemming heeft afgeleverd of de televisies in het geheel niet heeft afgeleverd.
De vervoerder heeft echter een aantal wettelijke mogelijkheden om onder zijn aansprakelijkheid uit te komen, bijvoorbeeld met een beroep op overmacht (strikte norm) of een ontheffingsgrond (zie bijvoorbeeld artikel 18 CMR (internationaal), artikel 11 AVC en artikel 8:1099 BW).
De CMR-vrachtbrief
In het internationale wegvervoer vervult de CMR-vrachtbrief een belangrijke bewijstaak (of, met betrekking tot het nationale vervoer, zie artikel 8:1124 BW en artikel 6 AVC). Artikel 9 CMR bepaalt dat de vrachtbrief, behoudens tegenbewijs, volledig bewijs vormt van de voorwaarden van de overeenkomst alsmede van de ontvangst van de goederen door de vervoerder.
Artikel 8 lid 1 CMR bepaalt dat de vervoerder bij het in ontvangst nemen van de goederen onder meer verplicht is de uiterlijke staat van de goederen en hun verpakking te controleren. Eventuele opvallende (afwijkende) zaken moet de vervoerder door middel van een gemotiveerd voorbehoud op de vrachtbrief aantekenen.
Artikel 9 lid 2 CMR bepaalt vervolgens dat bij gebreke van enige vermelding van gemotiveerde voorbehouden door de vervoerder op de vrachtbrief, wordt aangenomen dat de goederen en hun verpakking ten tijde van de aanneming door de vervoerder in uiterlijk goede staat verkeerden. Dit artikel heeft dus onder meer betrekking op de bewijslast in geval van schade aan de lading. De woorden "wordt vermoed" houden in dat - behoudens tegenbewijs - vaststaat dat de goederen en hun verpakking op het tijdstip van aflevering in goede staat verkeerden.
Voorts is ook artikel 30 CMR van belang. Dat artikel heeft betrekking op het tijdstip van aflevering van de goederen aan de geadresseerde / plaats van ontvangst. Kort gezegd bepaalt artikel 30 CMR dat in geval van zichtbaar verlies of beschadiging uiterlijk op het tijdstip van aflevering en in geval van onzichtbaar verlies of beschadiging binnen zeven dagen na aflevering, de geadresseerde een voorbehoud moet maken waarin de algemene aard van het verlies of de beschadiging wordt aangegeven. Indien de geadresseerde dit nalaat, wordt hij - behoudens tegenbewijs - geacht de goederen in de in de vrachtbrief omschreven staat te hebben ontvangen. Indien de vervoerder in de vrachtbrief geen voorbehoud maakt ten aanzien van het uiterlijk van de goederen en de goederen beschadigd aankomen op de plaats van aflevering, maar de geadresseerde vervolgens evenmin een voorbehoud maakt ten aanzien van de schade, is het uitgangspunt in een eventuele procedure derhalve dat de goederen niet beschadigd (of beter gezegd in de staat zoals omschreven in de vrachtbrief) door de vervoerder zijn afgeleverd.
Conclusie
Het uitgangspunt is dat de vervoerder aansprakelijk is voor ladingschade indien en voor zover de afzender kan bewijzen dat de vervoerder de goederen in goede staat heeft ontvangen, maar vervolgens de goederen beschadigd, geheel of gedeeltelijk niet op de plaats van bestemming heeft afgeleverd. De vervoerder heeft wel verschillende rechtsgronden om aan zijn aansprakelijkheid te ontkomen. In procedures over ladingschade in het internationale wegvervoer zijn de CMR-vrachtbrief en de daarop al dan niet door de vervoerder gemaakte voorbehouden van groot bewijsbelang.
Meer weten?
Heeft u vragen over ladingschade of de CMR-vrachtbrief? Of heeft u andere vragen over transportrecht? Neem dan gerust contact op met één van onze advocaten.
Comments