Zodra de dagen langer worden en de zon begint te schijnen – of juist andersom: zodra de dagen korter worden en de feestdagen naderen – begint het bij menigeen te kriebelen: men wil vakantie opnemen! In het hiernavolgende zetten wij voor u uiteen welke rechten en verplichtingen werkgever en werknemer hebben in dit kader.
Op hoeveel vakantiedagen heeft de werknemer recht?
Uit de wet volgt dat een werknemer minimaal aanspraak heeft op vier maal de overeengekomen arbeidsduur per week aan vakantie. Bij een fulltime dienstverband betekent dit dus dat de betreffende werknemer recht heeft op vier weken = twintig dagen vakantie. Dit zijn de zogeheten ‘wettelijke vakantiedagen’. Indien de werkgever méér dan twintig vakantiedagen aan de werknemer toekent, dan worden deze extra dagen aangemerkt als ‘bovenwettelijke vakantiedagen’. Het onderscheid tussen de wettelijke- en de bovenwettelijke vakantiedagen is onder andere relevant voor de opbouw van vakantiedagen, voor de termijn waarbinnen de vakantiedagen moeten worden opgenomen, alsook voor de mogelijkheid om vakantiedagen ‘af te kopen’.
Opbouw van vakantiedagen
De werknemer bouwt vakantiedagen op over elk jaar waarop hij recht op loon heeft gehad. Indien het dienstverband van een werknemer middenin het lopende vakantiejaar aanvangt, dan bouwt de werknemer naar rato vakantiedagen op. Let op: ook de werknemer die zwangerschaps- en bevallingsverlof of ouderschapsverlof geniet, of arbeidsongeschikt is, bouwt ‘gewoon’ wettelijke vakantiedagen op. Indien er bij aanvang van het dienstverband méér dan de wettelijk verplichte vakantiedagen aan de werknemer zijn toegekend, dan kan de werkgever voor wat betreft deze bovenwettelijke vakantiedagen afwijken van de wettelijke vastgelegde doorlopende opbouw van vakantiedagen in voornoemde gevallen.
Het opnemen van vakantiedagen
In de praktijk verloopt het vaststellen en opnemen van vakantiedagen door de werknemer doorgaans volgens een vast stramien: de werknemer geeft aan dat hij gedurende een bepaalde periode graag vakantie op wil nemen, de werkgever verifieert of dit – gelet op de bezetting e.d. – kan en accordeert vervolgens de aanvraag. Strikt genomen is het zo dat – indien de werkgever niet binnen twee weken reageert op het verzoek van de werknemer om in een bepaalde periode vakantie op te mogen nemen – de vakantie automatisch vast komt te staan.
Kan de werkgever het verzoek van de werknemer om in een bepaalde periode vakantie op te nemen weigeren? Ja, dit kan. Echter enkel indien er sprake is van gewichtige redenen op grond waarvan het onwenselijk zou zijn indien de werknemer de gevraagde vakantie zou opnemen. Hiervan kan sprake zijn indien het opnemen van vakantie op het gevraagde tijdstip zou leiden tot een ernstige verstoring van de bedrijfsvoering. Op basis van voornoemde gewichtige redenen is het zelfs mogelijk om een reeds geaccordeerde vakantie-aanvraag alsnog in te trekken.
Let op: wettelijke vakantiedagen moeten binnen zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de vakantiedagen zijn opgebouwd door de werknemer worden opgenomen. Praktisch gezien betekent dit dat vakantiedagen steeds vóór 1 juli van het volgende jaar moeten worden opgenomen.
Daarnaast mogen wettelijke vakantiedagen niet worden ‘afgekocht’, dat wil zeggen: uitbetaald bovenop het reguliere salaris zonder dat de werknemer daadwerkelijk vrij is geweest.
Bovenwettelijke vakantiedagen mogen wel worden uitbetaald.
Ziekte en vakantiedagen
Wat heeft er te gelden als een werknemer ziek wordt gedurende zijn vakantie? In principe is de regel dan dat de werknemer vanaf dat moment ziekteverlof in plaats van vakantieverlof geniet. Om discussie te voorkomen is het wel raadzaam dat de werknemer de ziekte doorgeeft aan de werkgever.
Meer weten?
Neem voor meer informatie contact op met één van onze advocaten.
Comentarios