Vorderingen kunnen verjaren. Dit betekent dat na een bepaalde periode uw vordering niet meer in rechte kan worden afgedwongen. Hoelang is deze periode indien er sprake is van een geschil inzake internationaal wegvervoer? Op die vraag geeft het CMR-verdrag antwoord. Althans, zo lijkt het. Want na een eerste lezing van het ietwat ingewikkeld geformuleerde artikel 32 CMR komen wellicht meer vragen dan antwoorden naar boven. Afhankelijk van de omstandigheden bedraagt de verjaringstermijn één jaar of drie jaar. Het aanvangsmoment van de verjaring kan de dag van de levering van de goederen zijn, maar ook dertig dagen na afloop van de bedongen termijn of zestig dagen na inontvangstneming van de goederen door de vervoerder. In andere gevallen vangt de verjaringstermijn weer aan na afloop van drie maanden na sluiting van de vervoersovereenkomst, en dan hebben we het nog niet gehad over de situatie van opschorting van de verjaringstermijn. Dit blog zal helderheid scheppen over hoe het nou precies zit met de verjaringstermijnen. Eén aspect is zeker: de verjaringstermijnen in wegtransport zijn relatief kort en dus is snel handelen noodzakelijk. Twee verjaringstermijnen
Het eerste onderscheid dat artikel 32 CMR maakt is die tussen de verjaringstermijn van één jaar en drie jaar. “Normale” rechtsvorderingen verjaren na het beloop van één jaar. Is echter sprake van opzet of schuld, dan is de verjaringstermijn van drie jaar van toepassing.
Of sprake is van opzet of schuld, moet worden bepaald aan de hand van nationale regelgeving. Dit zorgt ervoor dat het tevens belangrijk is om stil te staan bij de vraag welk(e) land(en) jurisdictie hebben, aangezien er binnen Europa op dit vlak grote verschillen bestaan. In Nederland helpt artikel 8:1108 BW ons daarbij vooruit. Dit artikel bepaalt in lid 1 namelijk dat de schade met opzet moet zijn toegebracht of roekeloos en met de wetenschap dat de schade zich waarschijnlijk zou voordoen. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat van schuld sprake is wanneer degene het aan de gedraging verbonden gevaar kende en zich ervan bewust was dat de kans dat het gevaar zich zou verwezenlijken aanzienlijk groter was dan de kans dat dit niet zou gebeuren, maar zich daardoor niet van dit gedrag heeft laten weerhouden. Dit is een streng criterium dat niet vaak door de rechter wordt aanvaard. Zo handelde een vrachtwagenchauffeur die zijn met sigaretten volgeladen vrachtwagen onafgesloten op een parkeerplaats liet staan om de nacht thuis door te brengen niet in strijd met dit verbod, ook al wist hij dat de desbetreffende producten diefstalgevoelig waren en hij uit eigen belang handelde.
De verjaringstermijn kan door het van toepassing zijn van deze omstandigheden dus aanzienlijk worden verlengd. In een recente uitspraak gewezen door de Rechtbank Noord-Holland bleek dit onderscheid zelfs een fataal gevolg voor de vordering van eiser te hebben. In deze zaak kon een vervoersrechtelijke claim van een verzekeraar alleen worden toegewezen als de lange verjaringstermijn van toepassing was. De verzekeraar moest dus aantonen dat sprake was van opzet/schuld aan de kant van de verweerder. De rechtbank oordeelde dat dit niet kon worden vastgesteld, en derhalve was de korte verjaringstermijn van toepassing (welke voor het betekenen van de dagvaarding al was verstreken). Deze zaak benadrukt wederom het belang van tijdig handelen als u een vervoersrechtelijke vordering heeft.
Aanvang van de verjaringstermijn
Ten tweede is van belang op welk moment de verjaringstermijn aanvangt. Er zijn drie verschillende aanvangsmomenten mogelijk.
Aanvangsmoment 1
In het geval van gedeeltelijk verlies, beschadiging of vertraging van de goederen telt het moment van aflevering (artikel 32 lid 1 sub a CMR). Wanneer de desbetreffende lading bijvoorbeeld op 30 april 2021 is afgeleverd, vangt de verjaring ook aan op 30 april 2021. Deze eerste dag wordt echter niet meegerekend, dus de rechtsvordering verjaart op 1 mei 2022. Hierbij verdient nog opmerking dat onder beschadiging tevens total loss wordt verstaan, ook al heeft het goed geen restwaarde meer.
Aanvangsmoment 2a
In het geval van volledig verlies, bijvoorbeeld in geval van brand of vermissing, begint de verjaring te lopen vanaf de dertigste dag na afloop van de bedongen termijn (artikel 32 lid 1 sub b CMR). Hiermee wordt bedoeld de termijn voor de aflevering ter bestemming. Als bijvoorbeeld is afgesproken dat de lading op 20 februari 2022 zou worden afgeleverd, dan loopt de verjaringstermijn vanaf de dertigste dag na 20 februari 2022, dus op 23 maart 2022. De verjaring loopt (in het geval van een eenjarige verjaringstermijn) af op 23 maart 2023.
Aanvangsmoment 2b
Bij gebreke van een bedongen termijn, vanaf de zestigste dag na de inontvangstneming van de goederen door de vervoerder. Hier is dus geen aflevermoment afgesproken, dus is het moment dat de vervoerder de goederen in ontvangst heeft genomen ter aflevering aan de geadresseerde beslissend. De CMR-vrachtbrief bevat deze datum, en zal dan ook doorgaans hierbij worden gebruikt ter bevestiging (artikel 6 lid 1 sub d CMR). Maar ook de laadopdracht bevat het moment van inontvangstneming. De verjaringstermijn vangt dan zestig dagen na dat moment aan.
Aanvangsmoment 3
In alle andere gevallen begint de verjaring te lopen na afloop van een termijn van drie maanden na sluiting van de vervoersovereenkomst (artikel 32 lid 1 sub c CMR). Dit is een restcategorie. Er kan worden gedacht aan een vordering tot het betalen van vrachtpenningen of het niet terug leveren van lege pallets.
Schorsing/stuiting
Ten slotte kan schorsing of stuiting de verjaring beïnvloeden. Artikel 32 lid 2 CMR bepaalt dat een schriftelijke vordering de verjaring schorst tot aan de dag, waarop de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst en de daarbij gevoegde stukken terugzendt. Onder schriftelijke vordering kan bijvoorbeeld een aansprakelijkstelling worden verstaan. Als u uw wederpartij aansprakelijk stelt op 1 september 2021, dan wordt de verjaring met ingang van die datum geschort. Als uw wederpartij die aansprakelijkheid bij brief op 7 september 2021 afwijst, eindigt de schorsing. Dat betekent dat er 7 dagen bij de verjaringstermijn worden opgeteld. Dus stel nou dat de eenjarige verjaringstermijn is gaan lopen vanaf 20 september 2020, dan verloopt de verjaring op 27 september 2021.
De verjaring kan ook gestuit worden (artikel 32 lid 3 CMR). In Nederland geldt de hoofdregel van artikel 3:319 BW. Stuiting houdt in dat de verjaringstermijn wordt verlengd met dezelfde periode. Dus als de (eenjarige) verjaringstermijn aanvangt op 2 januari 2022 en wordt gestuit op 28 december 2022, loopt de termijn een extra jaar tot 28 december 2023. Een stuitingshandeling kan door middel van een stuitingsbericht aan de wederpartij.
Conclusie
Vervoersrechtelijke verjaringstermijnen kunnen dus verwarrend zijn, maar dit blog heeft opgehelderd hoe het nu precies zit en kan dienen als leidraad voor de vraag hoe het zit met (het aanvangsmoment van) de verjaringstermijn in een specifiek geval. Snel handelen is in ieder geval noodzakelijk. Traag handelen kan u duur komen te staan. Neem de volgende casus.
Vervoerder A is gehouden om goederen op 2 augustus 2022 af te leveren bij geadresseerde B. De goederen worden tijdens het vervoer echter gestolen, en komen derhalve nooit aan bij B. A heeft niet roekeloos gehandeld en er is geen sprake van opzet of schuld aan zijn kant. Als B een vordering wil instellen jegens A, tot wanneer heeft hij dan in beginsel de tijd?
Antwoord: er is geen sprake van opzet/schuld van A, dus de verjaringstermijn is 1 jaar. Deze termijn begint te lopen vanaf de dertigste dag na 2 augustus 2022 (want de goederen zijn volledig verloren gegaan), dus 2 september 2022. Dat betekent dat de verjaringstermijn eindigt op 2 september 2023. Uiteraard kan de verjaring tussentijds nog gestuit en geschorst worden.
Meer weten?
Heeft u vragen over verjaringstermijnen of bijvoorbeeld de aansprakelijkheid van de vervoerder in het transportrecht? Neem gerust contact op met één van onze advocaten.
Commentaires